Sint Ignatiuscollege, Amsterdam

In herinnering wat zij tot stand bracht

1959-1966

met * aangemerkte items verrijken door mouse-over of aantikken

Het is puur geluk dat wij net in de goede periode (1959-1971) op het IG en het schoolkoor zaten. Het was de revolutionaire omwenteling van Latijn naar volkstaalliturgie, van besloten naar open, van uittredende en al dan niet trouwende Jezuïeten, van Mgr. Bekkers en Vaticanum-II. En voor ons bleef dit allemaal behapbaar op tonen van gezang. 

Ambrozijn Groggelgijn 300x148

Het begon in 1959 nog wel zo klassiek: een mis van Perosi (ben vergeten welke precies), muziek van Buxtehude, Schütz (“Da Jesu an dem Kreuze stund”) en Mozart (“D’Bäurin hat d’Katz verlor’n”) en heel af en toe iets Engels of Nederlands daarnaast, waaronder een complete Johannespassie.
Het eerste hoogtepunt dat wij beleefden, was een opname voor een heus singletje “Ambrozijn en Groggelgijn” dat werd opgenomen ten bate van “scholen op de Libanon”.
En om die arme schoolkindjes in de Libanese schoolbankjes een beetje te helpen, gingen wij zingen en een 45-toerenplaatje verkopen. 

Op het singletje “Ambrozijn en Groggelgijn” stonden wel vijf nummers bijeengeperst: op kant A “Het lied van de uittocht” met Bernard Huijbers als baritonsolo (“Toen Israël uit Egypte trok…”; ) en “Het lied van de wederkomst”. Op kant B “Het lied van de wijnstok”, de niet-vertaalde spiritual “Live a-humble”, en dan eindelijk, omdat er nog plek op het vinyl over was, “Muzeldicht”.

Al die kerkelijke liederen waren natuurlijk onvermijdelijk; het project moest immers vooralsnog worden gefinancierd door de school. En Jezuïeten kunnen dan wel centen hebben, maar als het op uitgeven aankomt, kijken ze wel uit. Dat is oorzaak en gevolg tegelijk, uiteraard.
Voor ons als koorleden waren het verplichte nummertjes waar we niet moeilijk over deden. Die spiritual bracht de stemming er wel goed in, maar het toppunt was toch echt dat Muzeldicht. Het hardnekkige verhaal gaat dat Pieter Nieuwint die tekst, zie de achterkant van het hoesje hierboven, had geschreven toen hij op III-Gym zich tijdens een les Latijn stierlijk zat te vervelen. Se non è vero…
Mocht iemand heel erg geïnteresseerd zijn: Nard heeft nog de vierstemmige partituur met pianobegeleiding liggen in Huijbers’ handschrift. 

De standaardrite voor iedere nieuwe Ignatiaan was onverbiddelijk: er viel nauwelijks te ontsnappen aan muzikale vorming en misdienaar worden.

Die muzikale vorming omvatte in week 1 ten minste het volgende:

een stemtest, om te horen of je iets kon betekenen voor het schoolkoor
*het Ignatiuslied leren
*het Collegelied leren03Collegelied 2

huijbers

Bernard Huijbers, aan de piano gezeten, testte het bereik en de kwaliteit van je stemgeluid en besliste daarop vakkundig of het niets was, of dat je sopraan mocht worden, of dat je, zoals in mijn geval, slechts alt mocht wezen.

Het schoolkoor, begin jaren-60 bejongend door 30 sopranen, 30 alten, 30 tenoren en 30 bassen, was bepaald niet misselijk. Kwaliteit en succes. Af en toe nog versterkt door het schoolorkest aangejaagd door Ted de Cloet, in het dagelijks leven leraar Engels.

Koorrepetitie 1024x770

In ‘n Eeuw IG staat deze prachtfoto van Louis van Paridon.  De ruimte op het koor in de kapel was zo krap, dat de bassen (rechts) zelfs nog achter de manualen van het orgel moesten plaatsnemen. Midden voor staat dirigent Bernard Huijbers, op de rug gezien. Vlak voor hem zit orkestleider Ted de Cloet. 

De jaren gingen voorbij en de tandem Oosterhuis-Huijbers bleek niet meer te stoppen, tot verdriet van sommige paters op het IG, tot vreugd van vele anderen. Nog voordat Rome de altaren 180° had laten omdraaien en de liturgie had vervolkstaald, deden wij in de IG-kapel allang niets anders meer. Wij hadden collectief het gevoel dat we, althans in de liturgische beweging, voor de troepen uit marcheerden. Dat het ging rommelen binnen de orde (met Oosterhuis, Vrijburg, Van Kilsdonk, Huijbers &c.) vonden wij een min of meer logisch en geaccepteerd uitvloeisel daarvan.

Binnen de veilige muren aan de Hobbemakade, voornamelijk in die magnifieke grote kapel, maar en petit comité ook wel eens in de huiskapel in het patershuis, draaiden wij onze gezongen missen.

Buiten de deur werd de Studentenekklesia steeds prominenter, met vooral Huub Oosterhuis en Jan van Kilsdonk als roer- en voorgangers aan het Amstelveld, en met Antoine Oomen als uiterst betrouwbaar organist/pianist. De liedproductie van het duo Huijbers-Oosterhuis was overstelpend, werd ook een waar exportartikel binnen en buiten Nederland, maar toch werden vanaf 1964, zo ongeveer, de eerste barstjes zichtbaar.